Consistent tot het einde
Toen Morison zijn onderzoek voortzette, begon hij de motieven van de volgelingen van Jezus te onderzoeken. Hij redeneerde dat er iets buitengewoons moest zijn gebeurd, omdat de volgelingen van Jezus ophielden met rouwen, uit hun schuilplaats kwamen en onbevreesd begonnen te verkondigen dat ze Jezus levend hadden gezien.
Alsof de ooggetuigenverslagen niet genoeg waren om de scepsis van Morison te weerleggen, was hij ook verbijsterd door het gedrag van de discipelen. Deze elf voormalige lafaards waren plotseling bereid om vernedering, marteling en de dood te ondergaan. Op één na werden alle discipelen van Jezus gedood als martelaren. Als ze het lichaam hadden meegenomen, zouden ze dan zoveel hebben opgeofferd voor een leugen? Er is iets gebeurd dat alles veranderd heeft voor deze mannen en vrouwen.
Het was dit belangrijke feit dat Morison ervan overtuigde dat de opstanding daadwerkelijk moet hebben plaatsgevonden. Hij erkent: “Wie tegen dit probleem aanloopt moet vroeg of laat een feit onder ogen zien dat niet weggeredeneerd kan worden … Dit feit is dat … er een diepe overtuiging in dit kleine groepje mensen sloop, een omslag die getuigt van het feit dat Jezus uit het graf was opgestaan.”[18]
Professor J. N. D. Anderson, schrijver van Evidence for the Resurrection, is het daar mee eens: “Denk aan de psychologische absurditeit van een groepje verslagen lafaards die zich de ene dag nog schuilhielden op een bovenkamer en enkele dagen daarna transformeerde tot een gezelschap dat door geen enkele vervolging het zwijgen kon worden opgelegd – en om deze drastische verandering dan toe te schrijven aan een ellendig verzinsel … Dat is gewoon niet logisch.”[19]
Klik om door te gaan naar pagina 8 van 10 over “Is Jezus uit de dood opgestaan?”