De vergoddelijking van Jezus
Om Browns beschuldiging te weerleggen, moeten we vaststellen wat christenen eigenlijk geloofden vóór Constantijn het concilie van Nicaea bij elkaar riep.
Christen aanbaden Jezus als God sinds de eerste eeuw. Maar in de vierde eeuw lanceerde Arius, een kerkleider uit het oosten, een campagne om de eenheid van God de ‘verdedigen’. Hij leerde dat Jezus een speciaal gecreëerd schepsel was, hoger dan de engelen, maar niet God. Athanasius en de meeste kerkleiders aan de andere kant waren vast overtuigd, dat Jezus de vleesgeworden God was.
Constantijn wilde een einde maken aan de strijd, in de hoop er vrede mee te brengen in zijn rijk en oost en west te verenigen. Derhalve riep hij in 325 na Chr. meer dan 300 bisschoppen samen in Nicaea (in het hedendaagse Turkije) uit heel de christelijke wereld. De vraag waar het om draait is: geloofde de vroege kerk dat Jezus de Schepper was of slechts een schepsel – Zoon van God of zoon van een timmerman? Wat leerden de apostelen eigenlijk over Jezus? Vanaf hun oudste vastgelegde uitspraken beschouwden ze Hem als God. Ongeveer 30 jaar na Jezus’ dood en wederopstanding schreef Paulus aan de Filipenzen, dat Jezus God was in menselijke gedaante (Filp 2:6-7). En Johannes, een ooggetuige van het eerste uur, bevestigt Jezus’ goddelijkheid in de passage:
In het begin was het Woord. Het woord was bij God en het Woord was God. [..] Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het Leven [..]. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. (Johannes 1:1-4,14)
Deze passage uit Johannes 1 is aangetroffen in een oud manuscript, dat met de C14-methode gedateerd is op 175 tot 225 na Chr. Derhalve werd er dus over Jezus gesproken als God, ruim honderd jaar voor Constantijn het concilie van Nicaea bijeenriep. We zien dus dat wetenschappelijk bronnen-bewijsmateriaal de claim van de Da Vincicode tegenspreekt, dat Jezus’ godheid een uitvinding is van de vierde-eeuwse kerk. Maar wat leer de geschiedenis ons over het concilie van Nicaea? Brown beweert in zijn boek, via Teabing, dat een meerderheid van bisschoppen in Nicaea de uitgangspunten van Arius annuleerden, dat Jezus een “sterfelijk profeet” was en de leer van Jezus Godheid aanamen, en wel “met een tamelijk kleine meerderheid”. Waar of niet waar?
In werkelijkheid was de uitslag een verpletterende overwinning: slechts 2 van de 318 bisschoppen waren afwijkend in hun mening. Waar Arius geloofde dat alleen de Vader God was, en Jezus Zijn hoogste creatie, besloot het concilie, dat Jezus “een van wezen met de Vader” was.
De Vader en de Zoon en de Heilige Geest werden gezien als onderscheiden, naast elkaar, eeuwige Personen, maar als één God. De leer van de ene God in drie Personen werd later bekent als de Niceense belijdenis en is de centrale pijler van het Christelijk geloof. Het is waar dat Arius overtuigend was en behoorlijke invloed had. De overweldigende meerderheid kwam tot stand na een flink debat. Maar aan het eind verklaarde het concilie bijna unaniem Arius tot ketter, omdat zijn leer in tegenspraak was met wat de apostelen hadden geleerd over Jezus godheid.
De geschiedenis bevestigt ook, dat Jezus publiekelijk de aanbidding toeliet die de discipelen voor Hem hadden. En zoals we al zagen, leerden Paulus en de andere apostelen duidelijk dat Jezus God is en waardig is aanbeden te worden.
Vanaf de eerste dagen van de christelijke kerk stond van Jezus vast dat Hij niet slechts een mens was en de meeste van zijn volgelingen aanbaden Hem als Heer en Schepper van het heelal. Dus hoe kon Constantijn de leer dan hebben uitgevonden van Jezus Godheid als de kerk Hem al 200 jaar zo zag? Deze vraag, laat staan een antwoord komt in De Da Vinci Code niet aan de orde.